Het lijkt wel verboden om je hond te straffen of te corrigeren!
Je hond even aanpakken lijkt, zeker als er in een flits ineens iets gebeurt, soms de enige manier om ervoor te zorgen dat hij met een bepaald gedrag stopt. In een heel enkel geval is dat misschien ook zo. Maar er zijn heel goeie redenen om heel spaarzaam met straffen om te gaan. En er zijn vaak aanzienlijk betere alternatieven om je hond te leren zich beleefder te gedragen. Mochten al die andere methoden niet werken, is het bij straffen wel heel belangrijk om ervoor te zorgen dat je het op de goeie manier doet, dus direct effectief!
Maar waar hebben we het eigenlijk over als we het hebben over straffen of corrigeren?
Eerst even een klein stukje theorie.
In het artikel Gebruik belonen effectief! kon je lezen hoe volgens de leerwetten van het operant conditioneren het gedrag van een dier wordt bepaald door de directe gevolgen die dat gedrag heeft voor het dier.
Een dier zal zijn gedrag vaker herhalen als het direct gevolgd wordt door een versterking (beloning). Meestal is dit iets dat het dier prettig vindt (positieve versterking), maar het kan ook door beëindiging van iets dat het dier onplezierig vindt (negatieve versterking, negatief omdat er iets – in dit geval onplezierigs – wordt weggenomen).
Ook straf is een onderdeel van het operant conditioneren. Als het gedrag van een dier iets onaangenaams tot gevolg heeft, zal het dier in het vervolg minder geneigd zijn dat gedrag te herhalen. Ook bij straf bestaat een positieve en een negatieve variant. Bij positieve straf krijgt de hond een onlustgevoel toegediend (als dit bewust door de baas gebeurt, noemt men dit in de hondenwereld een “correctie”), bij negatieve straf verdwijnt of stopt er iets dat de hond prettig vindt. Een voorbeeld van negatieve straf is als de hond opspringt, de baas direct de kamer uitloopt. De hond is een sociaal dier dat op aandacht en gezelschap is gesteld. De kamer verlaten als hij opspringt is voor hem dus het verdwijnen van de kans op iets leuks, iets waar hij bovendien op uit was.
In dit artikel heb ik het verder voornamelijk over positieve straf, dus het toedienen van een onaangenaam iets.
Het effect van goed toegepaste straf is dus dat een bepaald gedrag minder of, in het gunstigste geval, niet meer zal voorkomen. Het heeft weliswaar zijn plaats binnen de hondenopvoeding, maar helaas wordt het meestal ondoordacht, verkeerd en te veel toegepast. Het gebruik van straf heeft echter een aantal nadelen:
Er wordt vaak gezegd dat je honden niet met mensen kunt vergelijken. Maar om je een beetje in te leven in de emoties die een hond ervaart als gevolg van straf, hoef je maar te bedenken hoe je je zelf voelt en hoe je reageert als jou iets onaangenaams overkomt. Mogelijk ben je bang of boos of een combinatie van beide emoties. Misschien zin je op wraak (iets wat een hond overigens absoluut niet kan, al zijn sommigen stellig overtuigd van wel). Als je vreest tegen eenzelfde situatie een volgende keer niet opgewassen te zijn, zul je deze willen vermijden of ontvluchten. En als je je tot het uiterste getergd voelt, verlies je misschien je zelfbeheersing en deel je klappen uit.
Wat de beperking van het leervermogen betreft, is het ook bij mensen een welbekend verschijnsel dat zij vlak na het vernemen van iets onaangenaams dat henzelf hard treft, een tijd lang niet meer horen of zien wat er om hen heen gebeurt. Deze toestand kan 5 minuten, maar ook een aantal dagen duren. In feite zijn de hierboven opgesomde reacties dus allemaal heel herkenbaar, en komen ze in een groot deel van het dierenrijk voor.
Het associëren met de baas van een onaangename gebeurtenis komt ook heel sterk bij mensen voor. In vroeger tijden werd de boodschapper die slecht nieuws bracht zelfs vaak omgebracht, ook al had hij zelf niets met het slechte bericht te maken.
Straf heeft dus de nodige, ernstige keerzijden. Het is ook lang niet altijd te voorspellen hoe een hond op straf reageert.
Overigens heeft negatieve versterking, eerder hier en in het artikel Gebruik belonen effectief! al kort genoemd, dezelfde negatieve emotionele gevolgen als positieve straf. Dat is eenvoudig te verklaren: het dier moet eerst de onaangenaamheid van de positieve straf een (paar) keer hebben meegemaakt om het ontbreken of wegnemen van die onaangename sensatie te kunnen waarderen.
En zo heeft negatieve straf, het wegnemen van iets aangenaams, een minder sterk negatief emotioneel effect op de hond. De hond baalt wel van de gemiste kans op beloning, maar kent geen angst. Toch is ook negatieve straf erg effectief.
Bij effectief gebruik van straf is het niet nodig om het vaak toe te passen. Een aantal principes voor correcte toepassing zijn de volgende:
Door toepassing van deze principes zal de hond heel snel door hebben welk gedrag hij niet meer moet tonen en welk gedrag wel goed is in die situatie. Wat die snelheid betreft, hanteren gedragsdeskundigen de stelling dat als een straf na drie keer (!)het ongewenste gedrag nog niet heeft beëindigd of heel sterk heeft teruggebracht, de betreffende straf voor die hond in die situatie niet bruikbaar is. Er moet dan naar een andere methode worden gezocht.
Om op een perfecte manier te leren straffen is veel oefening nodig. Daarnaast maken zelfs de meest ervaren mensen geregeld fouten bij het toedienen van straf. Fouten bij het straffen hebben als gevolg dat er (veel) vaker moet worden gestraft. Bijvoorbeeld:
Daarnaast is ook de mens gevoelig voor de leerwetten van het operant conditioneren. De baas wordt zelf vaak versterkt voor straffen, omdat de hond daardoor even “rustig” is (hij is verstard of, zoals dat ook wel genoemd wordt, “onder de indruk”). En zoals in het artikel Gebruik belonen effectief! is beschreven, is niets zo bemoedigend als “af en toe” een beloning. Hierdoor zal de baas steeds gemakkelijker straf gebruiken als oplossing voor problemen, waardoor voor hem de volgende valkuilen dreigen:
Een argument dat veel wordt gebruikt voor het toepassen van bepaalde soorten correcties, bijvoorbeeld de slipketting (die de nekbeet van een soortgenoot zou nabootsen), is dat “honden het onderling ook zo regelen”. Mensen zijn echter geen honden en wij zijn vrij waardeloos in het imiteren ervan. Honden hebben meestal al de nodige andere signalen uitgezonden, juist om te voorkomen dat ze agressie moeten gebruiken. De meesten van ons missen zeker 75% van de communicatie van onze honden en 99% van de subtielere signalen. Een slipketting, prikband of wat dan ook werkt alleen maar omdat het pijn doet en heeft niets met het nabootsen van welk hondengedrag dan ook te maken.
Daarnaast geldt dat honden elkaar onderling niet proberen te leren zitten, liggen en hierkomen op commando. Ook stellen honden onderling geen eisen die volledig tegengesteld zijn aan de eigenschappen ze in de loop van de evolutie hebben ontwikkeld voor overleving. Bijvoorbeeld de jachtdrift (hond mag niet achter poesje aanrennen, en hem zeker niet met een korte schudbeweging doden), het knagen (hond mag lederen bankstel niet opeten) en het blaffen of huilen om soortgenoten te roepen (hond moet alleen kunnen zijn).
Men zegt ook wel eens dat als honden elkaar onderling corrigeren, dat altijd (consequent), direct (goede timing) en hard(duidelijk) – en dus effectief gebeurt. Als ik honden zie die anderen corrigeren, zijn dat meestal niet de exemplaren die ik bij mijn honden in de buurt wil hebben. Al helemaal wil ik niet de verhouding hebben tot mijn honden die ik bij die honden zie ontstaan: of opgefokt gedrag om de andere hond op afstand te houden, of veel omzichtigheid om toch maar vooral niet te provoceren. Een hond die duidelijk communiceert en goed gedoseerd weet te corrigeren is een grote zeldzaamheid.
Al zou ik zo’n hond kunnen nadoen, dan zou ik dat nog niet willen. Ik wil dat mijn honden mij zien als degene die de grenzen doordacht, consequent en met heel veel beloningen voor het juiste gedrag bijbrengt, waarbij je je als hond veilig voelt en waarmee je als hond vooral met heel veel plezier samenwerkt en leuke dingen mee onderneemt.
Wij mensen stellen enerzijds veel meer eisen dan honden onderling – zowel in wat we wel willen (een gehoorzame hond die keurig op commando allerlei gedragingen vertoont) als in wat we niet willen (allerlei voor de hond natuurlijke gedragingen onderdrukken). Daarbij zijn wij bovendien meestal weinig effectief in ons gebruik van straf, net als de gemiddelde hond overigens. En correctiemiddelen die als ‘natuurlijk’ worden aangeprezen, hebben niets te maken met hondengedrag en brengen gewoon een zeer onaangenaam gevoel en zelfs pijn toe om effectief te zijn. Een aantal overwegingen om een al te vanzelfsprekend gebruik van straf, ook van wat men ‘hondse’ straffen noemt, te relativeren.
Hoe kun je ongewenst gedrag aanpakken zonder de hond te straffen?
Al doe je nog zo je best, het kan wel eens fout gaan. Vaak gebeurt dit omdat we net even niet opletten of het verleidingsniveau voor de hond onderschatten. Dan kan het wel eens nodig zijn om in te grijpen om zelfbeloning te voorkomen of zelfs de situatie veilig te houden. Maar bedenk je vervolgens direct hoe je een dergelijke situatie in de toekomst wèl kunt voorkomen en hoe je je hond kunt leren er beter mee om te gaan.
Sommige verleidingen of situaties kan je hond razendsnel beter mee leren omgaan. Met andere prikkels kan het een tijd duren. Waardeer in dit laatste geval iedere kleine verbetering, iedere keer dat de hond niet reageert of de verleiding netjes passeert, al is het op grote afstand. Waarschijnlijk was het nu dichterbij dan een maand geleden. Op een dag zul je je ineens verbaasd realiseren dat je hond dit vroeger met geen mogelijkheid kon, maar het nu eigenlijk ongemerkt heel vanzelfsprekend is geworden.
Samenvattend kàn positieve straf een geldig en bruikbaar hulpmiddel zijn bij de opvoeding van de hond. Gezien de vele ernstige nadelen, bijwerkingen en valkuilen, is het echter ook een hulpmiddel waarvan het gebruik tot een absoluut minimum beperkt moet worden. Zeker omdat er in verreweg de meeste gevallen prima alternatieven zijn.
De toepassing van straf moet altijd weldoordacht en correct gebeuren, en er moet ook continu heel kritisch worden bekeken of de gekozen straf daadwerkelijk effect heeft. Een goede leidraad is dan ook om altijd eerst het gewenste gedrag door gebruik van veel beloning grondig op te bouwen, en pas over te gaan op straf als er op die manier geen vordering meer wordt gemaakt. Een uitstekende vuistregel bij probleemsituaties is dat beloning minimaal 90% en, zeker positieve, straf hooguit 10% van de aanpak moet bepalen.
Bij normale training hoort straf nauwelijks in beeld zijn.
Sandra Hurkmans